Motoriek baby
Buikligging
Vanaf de geboorte kun je je baby al stimuleren om te bewegen. Leg je baby minimaal drie keer per dag even op de buik als hij wakker is. Dat kun je doen vanaf de geboorte totdat je baby zich zelf kan omdraaien.
Als je baby nog erg klein is, kun je hem iedere keer als je de luier verschoont een paar tellen op zijn buik leggen. Je baby spant dan even de spieren aan. Als je baby op de buik ligt, leert hij het hoofd op te tillen. Daardoor worden de romp, de schouders en het bekken sterker. Die sterke spieren heeft je baby nodig om straks te leren zitten, kruipen en lopen. Blijf er wel altijd bij en laat je kind niet op de buik slapen.
Buikligging stimuleren
Je baby vindt het leuk om te kijken naar wat er om hem heen gebeurt. Je baby wordt steeds sterker en kan het hoofd steeds beter omhoog houden. Als je baby geboeid wordt door speelgoed of door andere kinderen, kan hij de buikligging wat langer volhouden. Neem de buikligging op in de dagelijkse verzorging van je baby. Draag hem bijvoorbeeld op je arm in buikligging of wieg hem in buikligging.
Tips om de buikligging te stimuleren
- Leg je baby eens op zijn buik in de box, op een kleed op de grond, dwars op je knieën of op het aankleedkussen terwijl je hem aan- of uitkleedt.
- Je maakt het voor je baby makkelijker om in buikligging te liggen door met één hand wat lichte druk uit te oefenen op de billen.
- Houdt je baby er niet zo van om op de buik te liggen? Leg je kind dan in buikligging op je eigen borst. Zo kan je baby aan de buikligging wennen terwijl hij lekker knus en warm bij je ligt.
- Laat je baby in buikligging naar voren op zijn onderarmen steunen. Zo maak je het makkelijker voor je baby.
- Leg speelgoed altijd recht voor je baby als hij in buikligging ligt.
- Na enige tijd kan je baby in buikligging ook spelen.
- Leg je baby niet op een gladde ondergrond of een speelkleed dat kan wegglijden, want dat maakt bewegen moeilijker. Baby's kunnen zich er zelfs onveilig door voelen en dan maar helemaal niet gaan bewegen.
- Als je varieert in de omgeving (box, speelkleed, aankleedkussen, je eigen buik), dan daag je je baby uit om te gaan spelen in buikligging.
Kruipen
Vanaf ongeveer een halfjaar worden kinderen wat mobieler. Veel baby's beginnen uit zichzelf met kruipen, maar er zijn ook baby's die de kruipfase overslaan.
Kruipbewegingen
Baby's die op hun buik liggen, gaan vaak eerst achteruit en later pas vooruit. Ze zetten zich eerst met hun handen af waardoor ze achteruit gaan. Daarna gaan ze meestal eerst tijgeren: vooruit bewegen met hun lijf tegen de grond. Weer even later merken ze dat het gemakkelijker gaat als ze hun billen en buik omhoog doen. Er zijn baby's die niet kruipen maar 'bilschuiven'. Dat wil zeggen dat ze zich voortbewegen op hun billen, waarbij ze zich afzetten met één been of allebei de benen.
Hoe kun je kruipen stimuleren?
Als je je baby regelmatig even op zijn buik legt, ontdekt hij het kruipen meestal vanzelf. Het is prettig wanneer hij de ruimte heeft om zich voort te bewegen. Ziet hij spannende dingen waar hij nog niet bij kan, dan wordt hij gestimuleerd om erheen te kruipen. Gaat je kind op handen en voeten staan, dan is dat ook een mooie oefening. Je kunt naast je baby gaan zitten en hem aansporen naar je toe te komen.
Met kruipen is er weer een nieuwe fase aangebroken: je baby gaat zelf op onderzoek uit. Dan is het belangrijk om stopcontacten op lage plekken te beveiligen.
Zitten
De nekspieren van pasgeboren baby's moeten zich nog ontwikkelen. Als je baby net geboren is, kan hij zijn hoofd nog niet zelfstandig optillen. Daarom is het belangrijk om het hoofd van je baby in het begin goed te ondersteunen. Daarna kan je baby zijn hoofd even optillen. Na enige tijd kan je baby zijn hoofd al beter rechtop houden. Je kind kan met steun bij je op schoot zitten. Rond een jaar kunnen veel baby's al vrij goed zelfstandig zitten.
De eerste maanden
Het eerste halfjaar kan je baby nog niet zelf zitten. Hij ligt eerst heerlijk bij je op schoot. Na een maand of twee vinden baby's het leuk om zich aan je vingers op te trekken tot een half zittende of zittende positie. Na vijf of zes maanden lukt het baby's soms om even rechtop te zitten. Maar je moet je baby nog altijd blijven ondersteunen.
Zitten vanaf zes maanden
Vanaf ongeveer zes maanden probeert je baby zelf te gaan zitten. Lukt dat nog niet, laat je baby dan alleen kort zitten terwijl je hem steunt. Laat je kind nog niet zelf zitten.
Zelf gaan zitten lukt het beste vanuit buikligging. Laat je baby dus vaak op zijn buik spelen.
Als je baby eenmaal zelf kan zitten, wordt zijn wereld groter. Hij kan meer zien en heeft beide handen vrij om dingen te pakken en vast te houden. De rug en de nek van je baby worden nu steeds sterker.
Niet te lang achter elkaar zitten
Laat je kind liever niet te lang achter elkaar zitten, ook niet in een autostoeltje of in de buggy. Het is het beste om je kind maximaal een uur achter elkaar te laten zitten. Ook als je kind al goed zelfstandig kan zitten, bijvoorbeeld in de kinderstoel.
Pas als je kind goed zelfstandig kan gaan zitten, kun je het in een kinderzitje voor op de fiets meenemen. Het is verstandig om altijd goed op je kind te letten. Maak de fietstocht niet te lang.
Als je je kind in de auto wilt vervoeren, moet het autostoeltje aan allerlei voorschriften voldoen.
Spelen
Als je kind eenmaal kan zitten, kan het op een nieuwe manier spelen. Je kind kan nu groter speelgoed goed vasthouden. Het is extra spannend als het speelgoed beweegt of geluid maakt. Wat vindt je kind leuk?
- Samen torens bouwen van grote blokken. Het omgooien is nog het leukst!
- Rijden met een stevige speelgoedauto.
- Draaien met een grote bromtol.
- Met een bal rollen.
Je kind kan nu een tijdje rustig op een kleed zitten spelen. Het wil graag dingen ergens in en uit doen, steeds opnieuw. Met een simpele vormendoos of een blokkendoos kan je kind een hele tijd bezig zijn.
Beeldschermen
Kinder- en jeugdartsen adviseren om kinderen die jonger zijn dan twee jaar, geen beeldschermen te laten gebruiken, zoals tv, dvd, computer, tablet en mobiel. Stilzitten is niet goed voor de ontwikkeling van je baby. Je kind kan ook overprikkeld raken door het beeldscherm. Daarnaast kan je kind bijziendheid ontwikkelen als het te veel dichtbij kijkt, bijvoorbeeld naar het scherm van je mobiel.
Staan
Gemiddeld gaan baby's met negen maanden zich optrekken tot staan. Maar er zijn ook baby's die dat al eerder doen of juist later. De meeste baby's kunnen staan als ze een jaar oud zijn.
Zich optrekken
De meeste kinderen kunnen eerst goed zitten en kruipen. Daarna gaat je kind zich optrekken aan de spijlen van de box of aan een stoel. Dat doet je baby vanuit een zittende positie. Maar het is moeilijk voor je kind om vanuit de staande positie weer te gaan zitten. Ja kind gaat huilen als het moe wordt van het staan. Als je je baby helpt om te gaan zitten, staat hij soms na een paar seconden al weer op. Je kind vindt het staan dan toch te aantrekkelijk. Dat kan vermoeiend zijn, maar meestal duurt deze fase maar een paar dagen.
Los staan
Je baby vindt het heerlijk om op blote voeten te staan. Je kind gaat nu ook los staan. Sommige kinderen kunnen los staan als ze ongeveer elf maanden oud zijn. Maar de verschillen tussen kinderen zijn groot! Sommige baby's lopen nu langs een tafelrand of langs de box, of zelfs al een paar stapjes los.
Lopen
Als je kind voor het eerst zelf gaat lopen, zet het zomaar opeens vanuit een staande houding een paar stappen. In het begin houdt je kind zich nog vast aan de box, een stoel, de bank of aan jou.
Wanneer gaat je kind lopen?
De meeste baby's kunnen aan de hand lopen tussen de 8 en 15 maanden. Maar de verschillen tussen kinderen zijn groot. Je kind loopt eerst een tijdje langs de rand van de box, de tafel of de bank. Daarna gaat je kind echt loslopen. Sommige baby's kunnen al met 10 maanden echt loslopen, anderen doen het later. Het duurt ongeveer 4 maanden vanaf het moment dat je kind gaat staan en langs de rand gaat lopen, tot het moment dat je kind losloopt. Maar het kan ook langer duren. De meeste kinderen kunnen rond 18 maanden loslopen.
Hoe leert je kind lopen?
Baby's die beginnen met lopen, trekken vaak hun knieën hoog op. Sommige baby's zetten eerst hun tenen op de grond, andere zetten hun voeten plat neer. In het begin loopt je kind nog wankel en niet soepel. Eigenlijk is het meer een soort waggelen. Je baby maakt kleine stappen. Het lukt nog niet om over voorwerpen op de grond heen te stappen. De eerste paar weken kan je kind ook nog niet goed stilstaan en valt het vaak om. Maar je kind krijgt een steeds beter evenwichtsgevoel en de spieren worden sterker.
Hoe kun je je kind helpen?
Heeft je kind het lopen eenmaal ontdekt, wil je kind dat ook graag doen.
- Je helpt je kind door het de ruimte te geven.
- Let ook op de veiligheid thuis. Ruim voorwerpen op de grond op, zodat je kind er niet over struikelt.
- Op een gladde vloer kan je kind beter op sokken met antislipnoppen of op zachte leren slofjes lopen.
- Op vloerbedekking loopt je kind lekker op blote voeten, want dan heb je beter grip op de vloer.
- Schoenen zijn pas nodig als je met je kind buiten gaat lopen.
Hoe leert je kind steeds beter lopen?
Je kind wil vast ook graag dingen voor zich uit duwen, zoals een loopkar of een poppenwagen. Als je kind wat ouder wordt, is buiten spelen in de tuin of op de speelplaats heel goed voor de motorische ontwikkeling. Je kind kan nu leren klimmen en klauteren.
Liever geen loopstoeltje
Gebruik liever geen loopstoeltje. Je kind kan er snel mee vooruit en zo tegen een muur op botsen, van de trap vallen of opeens bij stopcontacten en het fornuis komen. De kans op ongelukken is dus groot. Bovendien leert je kind niet eerder lopen door het gebruik van een loopstoel. Er zijn zelfs aanwijzingen dat een loopstoel juist een negatief effect heeft op de motorische ontwikkeling. Op de website Veiligheid.nl vind je meer informatie.
Leren eten
Als je je kind voert met een lepeltje, zal het op een dag zelf naar de lepel gaan grijpen. Dat is een goed moment om eens te proberen je kind ook zelf te laten eten.
Natuurlijk hoef je niet te verwachten dat het van dat eten al veel binnenkrijgt. Het is een hele klus voor je baby om iets op de lepel te krijgen, die naar de mond te brengen en het eten eraf te happen.
Twee bordjes
Om te zorgen dat je kind toch wat eten binnenkrijgt, maak je gewoon twee bordjes klaar. Een ervan geef je aan je kind. Van het andere bordje geef je het tussendoor af en toe een hapje. Kinderen vinden het prachtig om zelf met het eten bezig te zijn. Je kunt hen complimentjes geven als je ziet dat ze het proberen.
Je kind hoeft niet heel veel te eten. Het is belangrijker dat het nu op een plezierige manier leert om verschillende dingen te eten.
- Dwing nooit een hap eten naar binnen.
- In het begin prak je het hapje heel fijn. Als je kind het fijngeprakte hapje goed eet, kun je wat minder fijn gaan prakken. Nog wat later is snijden in kleine stukjes voldoende.
- Laat je kind zelf stukjes eten in de mond steken met de handjes of met een kindervorkje.
- Geeft je kind aan dat het genoeg heeft, zeg dan dat het goed gegeten heeft en haal het bordje weg.
Knoeien hoort erbij!
Het is verstandig je te realiseren dat het eten waarschijnlijk een tijdlang een knoeiboel zal zijn. Je kunt ervoor zorgen dat de rommel niet te groot wordt door een plastic tafelkleed te gebruiken, je kind een plastic slab met knoeigootje om te doen, eventueel een zeiltje op de vloer te leggen en zelf een keukenschort te dragen.
Bij heel jonge kinderen zijn gedragsregels nog niet zo handig. Ze moeten nu eenmaal eerst bepaalde motorische vaardigheden onder de knie krijgen voordat ze netjes kunnen leren eten. Natuurlijk kun je kinderen wel vertellen wat je van hen verwacht en hen prijzen als ze het proberen. Het goede voorbeeld geven werkt ook. Als je kind ziet hoe jij eet, zal het dat na willen doen.
Tussen de 1,5 en 2 jaar kunnen kinderen al aardig goed zelfstandig eten. Nu kun je de gedragsregels en goede eetgewoonten meer aan bod laten komen.